Welkom bij de Vrolijke Tuinier, een site voor liefhebbers van een sier- en moestuin !


Hier vind je info over de eerste stappen bij het inrichten of veranderen van je tuin. Hoe begin je, waar moet je op letten en hoe maak je een eenvoudig plan? Ook geven we uitleg over grondsoort en bemesting.

 

Inrichten of veranderen van je tuin: hoe pak je het aan?

Het verstandig om eerst eens goed naar de tuin te kijken. Wat staat erin, waar groeit het op en hoe groeit het? Kijk bijvoorbeeld naar:

  • de grondsoort: is het zware klei, droge zandgrond, veengrond? Als je een handvol grond pakt en er flink in knijpt en weer los laat, wat zie je dan? Zandgrond valt meteen uit elkaar zonder aan je handen te plakken. Kleigrond blijft aan je handen plakken. Bij zware klei en veengrond plakken de korrels echt aan elkaar.
  • Is de grond verbeterd: zware kleigrond aangevuld met zand en compost, arme zandgrond goed bemest? Is dat bij de hele tuin gebeurd of alleen op sommige plaatsen?
  • de doorlatendheid: loopt de regen makkelijk weg of blijft het nog lang nat? En wordt het water makkelijk vast gehouden of droogt de grond na een regenbui weer snel uit?
  • de ligging: op het oosten, zuiden, westen, noorden? En in hoeverre zijn de tuin of delen daarvan beschut tegen weersinvloeden? Denk aan een omheining, maar ook aan bomen of struikgewas.
  • wat staat er al in? En groeit dat met succes? De aanwezige planten kunnen je veel vertellen over de bovenstaande punten.
  • Wat is de voorgeschiedenis van de tuin? Is de grond al jaren in gebruik als tuin, dan is er waarschijnlijk al veel aan verbeterd en bemest.

Of je nu bij je verhuizing in een goed ingerichte siertuin terecht komt, of je begint in een nieuwbouwwijk met een kaal lapje met wat opschietend onkruid, de grondsoort is de basis van al het plantenleven. Hieronder volgt er wat meer over. Daarna komen de planten, groenten en fruit aan bod.

Over grondsoorten:

Grond bestaat uit klein deeltjes, water en lucht. Die kleine deeltjes kunnen anorganisch zijn (mineralen, heel fijn gemalen stukjes steen) of organisch (al dan niet verteerde resten van planten en kleine dieren). De organische deeltjes noemen we ook wel humus.
Het is de verhouding tussen de genoemde onderdelen - gesteente, mineralen, humus, water en lucht - die per grondsoort verschilt, en waar je als tuinier rekening mee moet houden.

In ons land komen hoofdzakelijk kleigrond, zandgrond en veengrond voor. Klei bestaat uit heel fijne deeltjes die dicht op elkaar zitten. Deze grond is zwaar, neemt maar langzaam water op maar houdt het wel heel lang vast. Meestal is het voedzame grond met veel organisch materiaal erin, maar er komt ook wel arme kleigrond voor. Het is wel nodig om de bovenlaag door regelmatig harken los te houden zodat de wortels voldoende lucht krijgen.
Te zware kleigrond kan worden verbeterd door grof zand en compost erdoor te mengen. Ook kun je de bovenlaag verbeteren door een mulchlaag erop aan te brengen (haksel, stro of afgesneden varenblad).

Zandgrond bestaat uit veel groffere deeltjes en bevat vaak weinig organisch materiaal. Het is los, makkelijk te bewerken en laat snel water en zuurstof door. Het nadeel is, dat de organische meststoffen met de regen mee wegspoelen. Deze grond moet goed bijgemest worden in het voorjaar en in de zomer nog 1 of 2 keer. Ook moet bij hete dagen goed ingewaterd worden omdat deze grond heel snel uitdroogt.
Zandgrond kan door tuinaarde en compost goed verbeterd worden.

Veengrond bevat heel veel organische plantenresten en het grondwater staat er meestal vrij hoog. De veengronden in Zuid- en Noord-Holland zijn over het algemeen voedselrijk. De hoge grondwaterstand kan een probleem zijn voor bomen en struiken, die kun je daarom beter op een soort bergje plaatsen.

Hoe staat het met de bemesting?

Ook hier geldt: kijk naar wat er groeit. Op bepaalde plaatsen groeit bij ons veel borago, terwijl daar de groenten het niet goed blijken te doen. Borago floreert vooral op grond die arm aan meststoffen is. Een eind verderop groeien de kolen bijna de hemel in. Daar vinden we geen borago, de grond is er waarschijnlijk ook te voedselrijk.

Wat voor meststoffen hebben planten nodig? Allereerst stikstof, dat voor de groei zorgt.
Fosfor zorgt voor de vorming van wortels, knollen en zaden. Kalium regelt de wateropname en transport van koolhydraten. Een teveel is schadelijk, wat ook voor stikstof geldt. Kalk is nodig voor de stevigheid. Te weinig geeft slappe planten, teveel verhoogt de pH-waarde van de grond teveel. Magnesium is nodig voor voldoende bladgroen. Een teveel hiervan komt zelden voor. Zwavel is nodig voor de vorming van eiwitten maar daar is zelden gebrek aan.
Dan zijn er nog een aantal sporenelementen: borium, ijzer, etc. Hier hebben je planten maar heel weinig van nodig.

Omdat elke plant door zijn groei bepaalde stoffen uit de bodem opneemt, moet er dus bijgemest worden. Daarbij heeft organische mest de voorkeur boven kunstmest. Hoe vaak en hoeveel, dat hangt zowel af van de grondsoort als van de voedselbehoefte van de planten. Er zijn zowel vloeibare mengsels als organische meststoffen en compostsoorten in de handel verkrijgbaar, die vrijwel alle genoemde voedingsstoffen in de juiste verhouding bevatten. 1 Keer per jaar, in het najaar of voorjaar bemesten, is in de regel voldoende.

Je kunt ook je eigen compost maken uit huis- tuin- en keukenafval.

Zure bodem of of juist kalkrijk?

Alhoewel de planten maar weinig kalk nodig hebben, heeft de hoeveelheid kalk in de bodem wel veel invloed op hun groei. Kalkarme bodems noemt men wel zure bodems. Een zure bodem heeft een pH-waarde die onder de 7 ligt. Hoe lager de waarde, hoe zuurder de grond. In de handel zijn eenvoudige testjes verkrijgbaar om dit zelf te meten. Bij een pH-waarde van 7 is de zuurtegraad "neutraal" en hoe hoger de waarde, hoe kalkrijker de grond.

De meeste tuinplanten geven de voorkeur aan een neutraal tot licht zuur milieu (pH 6 tot 7). Maar heide, rhododendrons en azalea's willen juist het liefst zeer zure grond.
Ook voor de meeste groenten geldt, dat een neutrale bodem het beste is. Alleen bij koolsoorten is een iets basische bodem (pH 7 tot 8) aan te bevelen omdat dit de ziekte knolvoet enigszins zou tegengaan. En aardappelen willen juist graag zure grond.

Als je de pH-waarde niet weet, hoef je nog niet meteen te gaan testen. Kijk naar wat er groeit. Zijn er uiteenlopende vaste planten die het goed doen, dan heb je waarschijnlijk met een redelijk neutrale pH-waarde te maken. Twijfel je, dan kun je altijd nog een testsetje kopen. Hou er ook rekening mee dat de testresultaten niet altijd 100% kloppen. Het is maar een indicatie.

Van veel tuinen wordt in de loop der jaren de grond verbeterd tot een tuinaarde ontstaat, die redelijk voedselrijk is en een neutrale pH-waarde heeft. De meeste sierplanten doen het goed hierin.

 

En nu de inrichting: maak een plan!

Natuurlijk kun je op goed geluk te werk gaan en al doende veranderen en leren. Dat gebeurt bij de meeste mensen en we doen het zelf ook. Toch kan een plan je helpen om de tuin beter af te stemmen op je wensen. Als je daarbij ook groenten wilt kweken en er stukken voor wilt reserveren, dan is een plan zelfs haast onmisbaar, wil je ziekten en plagen voorkomen. Hoe pak je 't aan? Wij deden het zo:

  • Maak een plattegrond (het liefst op schaal) van de tuin zoals hij nu is, waarbij je zoveel mogelijk details noteert: geef vaste planten, struiken, bomen en andere vaste elementen aan.
  • Zoek daarbij zoveel mogelijk op over de vaste planten die er staan, en het klimaat dat deze planten het liefst hebben.
  • Geef ook de verschillende microklimaatjes in de tuin aan: waar is de meeste zon of schaduw, waar is het het droogst of juist heel nat? Waar is beschutting tegen de wind, waar is het meer open? Zijn er heel gure hoeken of stukken, of plaatsen waar beschutting tegen de zon in een hete zomer broodnodig is?
  • Kijk nu naar je bevindingen over de grondsoort en samenstelling. Waar heb je mee te maken, moet je nog iets uitzoeken of testen? De grond verbeteren door toevoegen van zand of compost, of door drainage, moet je nu plannen. Je plantenkeus hangt er ook mee samen.
  • Pak vervolgens een nieuw vel papier of gebruik overtrekpapier. Geef daarop aan hoe je het wilt hebben. Wat kan er blijven? Weet je het nog niet precies, dan kun je altijd kiezen voor geleidelijke veranderingen. Kijk voor ideeën in tuincentra, catalogi, het internet en de bibliotheek. Er is een schat aan informatie te vinden en je hoeft niet meteen te beslissen.
  • Wil je groenten en fruit ertussen zetten of gedeeltes hiervoor reserveren, dan kun je dat ook op verschillende manieren doen. Je kunt voorzichtig beginnen met kweken in potten en hier en daar wat tussen de sierplanten zetten. Op die manier kom je er wel achter waar de gewassen het beste groeien. Maar je kunt ook een stuk of een paar stukken voor de moestuin reserveren en die omzomen met siergewassen. Bedenk wel dat de meeste groenten en fruit veel zon willen. Schaduwrijke plekjes kun je wel beplanten met bijvoorbeeld munt en rabarber.
  • Groenten kun je niet jaar na jaar op dezelfde plek zetten. Zo krijg je uitputting van de grond en worden de gewassen gevoelig voor ziekten en plagen. Kool mag maar eens in de 4 jaar op dezelfde plaats gekweekt worden. Als je stukken voor groenten wilt reserveren, werk dan met een soort roulatieschema.
  • Nog een tip voor groenten en fruit: kijk eerst eens wat je zelf en wat de andere gezinsleden lusten. Radijsjes planten heeft weinig zin als niemand ze eet.
  • Als je de grote lijnen bepaald hebt (waar komen de borders, eventuele groentebedden, gazon, eventuele vijver, terras, en andere vaste elementen), dan kun je een planning maken voor de uitvoering. Meestal gebeurt dat gedurende het late najaar of vroege voorjaar als veel planten rusten en de schade dus het minste is. Kijk welke vaste planten en struiken je wilt verplaatsen of eventueel verwijderen en bereid je voor op een flinke klus. Struiken verplaatsen is geen kleinigheid. Wat bomen betreft, die zijn niet altijd te verplaatsen.
  • Heb je eenmaal een plan gemaakt, beraam je dan ook op de kosten. Die kunnen heel erg uiteenlopen. Een schutting zetten kan behoorlijk prijzig zijn, een vijver aanleggen ook. Soms kom je niet onder bepaalde kosten uit. Wat nieuwe planten betreft, is het verstandig niet teveel en te duur tegelijk te kopen als je net begint. Vaste planten zijn duurder dan eenjarigen. Eenjarigen zijn gemakkelijk te zaaien of in het voorjaar te koop en daarmee kun je de lege plaatsen opfleuren. Ondertussen kun je de tuin elk seizoen wat meer vaste vorm laten aannemen.
  • Heb je weinig tuinervaring, bedenk dan dat kleine veranderingen vaak de beste zijn. Al doende leer je zowel je tuin als je wensen beter kennen.

Terug naar inrichting tuin.